Vocafy, effizientes Sprachenlernen Vocafy, effizientes Sprachenlernen
Laden
0 Englisch - Niederländisch
  • Favoriten
  • Alle
  • Favoriten
  • Keine Favoriten
  • Zur Sammlung Hinzufügen
The
De, het, de
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Be
Zijn, Bestaan, Zich bevinden, Blijven, Worden
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Of
Van, van, van, van, van
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
And
En, En bovendien, En weer, En dan
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
A
Een (indefinite article), Letter A, Een (numerical value, as in 'one'), Een (a type of category), Een (as in 'any')
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Is
Is, is (present tense of 'zijn'), is (in questions), is (in negation), is (used in passive constructions)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Have
Hebben, Hebben, Hebben, Hebben, Hebben
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
It
Het, Het, Dat, Het, Het
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
I
Ik, ik, ik, ik, ik
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
You
Jij / Je, U, Jullie, U (plural)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
He
Hij, Die, Die man
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
With
Met, Bij, Met behulp van, Samen met, In combinatie met
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Do
Doen, Uitvoeren, Handelen, Gedaan krijgen, Zorgen voor
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
At
Bij, Aan, Op, Tegen, In
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Are
Zijn, Worden, Ben, Jullie zijn
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Not
Niet, geen, niet meer, nooit, niet eens
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
This
Dit, Deze, Dit (as an adverb), Dit (as a conjunction)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
But
Maar, Echter, Toch, Alhoewel, Maar toch
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
From
Van, Vanaf, Af, Uit
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
They
Zij, Hen, Hun, Degenen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
She
Zij, Ze, Zij (met nadruk)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Or
Of, Ofwel, Of...of, Dan
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Which
Welke, Diegene die, Wat voor, Welke van
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Was
Was (past tense of 'to be'), Was (as in 'what was'), Was (in the context of existence), Was (as a rhetorical question)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
We
Wij, We, Wij (in a collective sense), We (in an inclusive sense)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
An
Een (indefinite article), Aan (preposition), Aan (part of an expression), Aan (part of a phrasal verb)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Say
Zeggen, Aangeven, Verklaren, Bepalen, Vermelden
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Would
Zou, Zou (voorwaardelijk), Zou (verlangen of voorkeur uitdrukken), Zou (verleden tijd van willen), Zou (indirecte rede)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Can
Kunnen, Mogen, In staat zijn om, Kunnen (als hulpwerkwoord), Capaciteiten
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
If
Als, Indien, Wanneer, Mocht
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Their
Hun, Van hen, Hunnen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Go
Gaan, vertrekken, doorgaan, lopen, gaan met, verdergaan
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
What
Wat, Wat voor, Wat is er?, Wat een, Wat betreft
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Get
Krijgen, Begrijpen, Naar (een plek) gaan, Krijgen om te (doen), Worden, Zich in een bepaalde toestand bevinden
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Make
Maken, doen, veroorzaken, tot stand brengen, uitkomen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Who
Wie, Wie (in a relative clause), Wie (as an interrogative pronoun)
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Out
Uit, buiten, uitkomen, af, uit de hand lopen, uitputten
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
See
Zien, Begrijpen, Afspraak maken, Opmerken, Kijken naar
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Know
Weten, Kennen, Beseffen, Inzien, Ervaren
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Time
Tijd, Tijdstip, Periode, Uur, Tijdelijk
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Take
Nemen, pakken, opnemen, overnemen, meegenomen, innemen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Them
Hen, Ze, Die, Hen (as a direct object in informal speech), Diegenen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Some
Enkele, Sommige, Een paar, Enige, Wat
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Could
Kon, Zou kunnen, Zou kunnen zijn, Had kunnen
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Him
Hem, Hem, Hém
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Year
Jaar, Jaren, Jaarlijkse, Jaartal, Levensjaar
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Into
In, Tot, Naar, In de richting van, In de loop van
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Its
Het, Zijn, Haar
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Then
Dan, Toen, Toen (in conditional statements), Daarna, Vervolgens
Extrem Häufig
0 - 100
  • Zur Sammlung Hinzufügen
Think
Denken, Geloven, Overdenken, Overwegen, Menen
Extrem Häufig
0 - 100